Always after an intensive period I need some time to get all my projects rolling again. My enthusiastic plan to draw the storyboard appeared to be totally impossible. I slipped away in a pool of small things that had to be done. Writing a column for the new glossy Mavis. Brainstorming with a small municipality about how to develop their vision on the future. Having meetings about War for a Kiss with the Dutch Film Fund. Finding out what the status is of The Bird Can’t Fly and finishing the final check of the hard copy of Motormoeder before it goes to the printer.
But most of all I had to deal with the remains of my researchtrip to Tokyo. Piles of Japanese cash register slips without any notes or marks. And my knowledge of Japanese doesn’t reach further than the words ´Tokyo´, ´Togoshi Station´, ´Exit´ and ´Ladies´. By experience I know how difficult the Tax Administration can be…
Column Mavis
(only in Dutch):
Besta ik of besta ik niet?
Niemand wil naast me zitten, terwijl de trein vol is en veel mensen moeten staan. Zelfs een oudere man met een, zo te zien, zware tas blijft op een kleine afstand. Niemand kijkt naar mij. Ik kijk wel naar hen maar geen fractie van een seconde kruist mijn blik die van een ander. Ik stink toch niet? Ik heb een schone broek en een nieuw jasje aan. Ik ben gewoon wie ik ben, een blanke Europeaan met ronde ogen en een witte huid. Net als alle mensen om me heen op weg naar mijn werk. Ik zoek constant naar een houding, hoe moet ik gaan zitten dat ik niet afstoot, dat ik erbij hoor, dat ik gezien word?
Ik ben tijdelijk in Tokio, waar ik onderzoek doe voor een nieuwe roman. Die moet gaan over anders zijn en niet kunnen communiceren, dus ik ben op een goede plek. Wie heeft zichzelf wel eens moedwillig in een situatie gebracht om te voelen wat het is een minderwaardig ras te zijn? Vijfentwintig jaar geleden had mijn moeder, toen lerares aardrijkskunde, zich verkleed als Turkse gastarbeidster. Niet omdat ze wilde voelen wat het was maar omdat de school het spel ‘vossenjacht’ deed. Huilend vertelde ze ons bij het avondeten hoe de leerlingen en leraren die ze al jaren kenden door haar heen keken en haar letterlijk niet zagen. Want dat is wat er gebeurt als je als inferieur wordt beschouwd: mensen kijken gewoon door je heen. Voor de meeste Japanners besta ik niet, ben ik er eenvoudig niet – en dat is een zeer eenzame belevenis.
Mijn buurman las mijn weblog en mailde me dat ik echt wat had gemist, want na de moord op Theo van Gogh deden de mensen in Amsterdam opeens heel aardig tegen elkaar. Je kreeg op de fiets zelfs voorrang van taxi’s. Ook de weken daarna blijven de mails binnenkomen met ‘Nederland is veranderd’.
Vanaf het moment dat ik op Schiphol aankom kijk ik om me heen. Ik wil de veranderingen zien, ruiken, voelen. Maar alles lijkt precies hetzelfde. Tot ik de Marokkaanse Daklozenkrant-verkoper naast mijn voordeur zie. Hij komt met een stralende lach op me toe gelopen, spreidt zijn armen wijd uit alsof hij me wil gaan omhelzen, grijpt op het laatste moment met twee handen mijn hand en begint die uitgebreid te schudden terwijl hij vraagt waar ik zo lang ben geweest.