ANNA IN DE ANDES 1

Op het laatste stuk weg voor de Andes, een kaarsrecht stuk asfalt van 300 kilometer met een enkele flauwe bocht, staat ongeveer halverwege een kapelletje voor het Kindeke Jezus. Natuurlijk zijn de beeldjes in het heilig huisje omringd door barbiepoppen en andere kinderreut. Deze gedenkplaats is niet de enige langs deze saaie weg. Er zijn er honderdtallen. Kruisjes met wat bloemen, miniatuurkerkjes en zelfs volledige nepgraven. Aan het begin van de weg staat net naast het asfalt een rood altaartje omringd door een muur gebouwd van duizenden flessen gevuld met water. Men offert aan Gauchito een volle fles in de hoop op een veilig thuiskomst. Dat velen het vergeten blijkt uit de grote hoeveelheid monumentjes voor de overledenen waar ik langsrijd.
Zelf heb ik jaren terug ook een herdenkingsteken gemaakt. Mijn geliefde was tijdens een kanotochtje verdronken in de rivier de Mayenne in Frankrijk. Hij stierf vlak naast een eeuwenoude watermolen. We hebben destijds in Parijs bij het ministerie van Cultuur bij de afdeling Monumenten, officieel toestemming moeten aanvragen om een gedenksteen te mogen plaatsen op de plek waar hij uit het water werd gehaald. Die steen zal er blijven zolang de molen standhoudt en dat is misschien nog weer een paar eeuwen. Korter herdacht men Danny. Een jongen die verongelukt is op de weg van Den Helder naar Den Oever. Altijd als ik langs het kleine kruisje in de berm reed, dacht ik aan de jongen die ik niet kende, dacht ik aan mijn eigen geliefde en dacht ik aan de gevaren van de weg. Maar op een dag was dat monumentje opeens verdwenen – en ik mis het. Nog steeds als ik erlangs rijd zoek ik het tussen het lange gras. Zelfs nu op weg naar de Andes denk ik even aan die Danny die ik niet ken.

Ga naar de volgende column.