ANNA IN DE ANDES 2

De wegen in Argentinië zijn zoveel langer dan ik gewend ben. Iets dat er op de kaart uitziet als een afstand van Utrecht tot Maastricht, blijkt in werkelijkheid een afstand van Den Helder tot Marseille. Kilometers tellen niet. Het land is eindeloos groot, wijds en leeg. Men vervoert zich per auto of per bus. Toeristen en gefortuneerden gaan per vliegtuig, want elk beetje stad heeft wel een landingsbaantje. Ik rijd in een auto door de Andes, eerst naar het zuiden en dan aan de Chileense kant weer naar het noorden. De dag dat ik aankom in het bergstadje San José de Jáchal storm het vreselijk. De wind komt vanaf de Pacific, is leeg geregend in Chili en dendert nu als een uitgedroogde tiran over het kale land, alles met zich meesleurend, vooral veel zand en stof. Ik vind beschutting aan de rand van het stadje tussen honderd jaar oude bomen in een vervallen olijfboomgaard. Dan opeens – van de ene op de andere seconde – gaat de wind liggen. Geeft nog een hik. Nog één keer trillen de bomen, dan is het windstil en ga ik de straat op.
Op een hoek werkt Carlos. Hij heeft een bandenbedrijfje. De klant, zijn auto staat op straat en leunt op een krik, leest rustig zijn krant en wacht tot hij klaar is. Goede banden zijn goud waard hier, daar het merendeel van de wegen onverhard is en bezaaid met keien en kuilen. Overal langs de kant van de weg liggen stukken kapotgeslagen rubber en weggeslingerde loopvlakken. Over dat soort wegen ga ik tienduizend kilometer rijden. Ik kreeg vorige week een mailtje vanuit Nederland met de vraag of de ANWB ook kwam als ik autopech had en zo nee, wat dan? Dan sta je er hier alleen voor en hoop je dat in het dichtstbijzijnde dorpje iemand woont als Carlos.

Ga naar de vorige of volgende column.