interview Het Parool

Leonoor Wagenaar WWW.PAROOL.NL

UITEINDELIJK RIJKER DOOR DE DOOD VAN MARCO

Vier jaar geleden verongelukte Marco Biagioni, collega en levensgezel van Threes Schreurs. Als leider van de Dogtroep verwerkte ze met de groep zijn dood en die van collega Wieger Woudstra in een theaterstuk. Maar de pijn bleef. Ze schreef er een boek over: De Kus van de Weduwe. Een relaas over doorgaan.
‘IK BEN DOODSBANG voor onverwachte klanken, ik weet niet wat ik moet doen of waar ik moet beginnen, ik ben de weg naar mijn hart kwijt, ik voel me ziek. Ik wil dat iedereen er is en ik wil alleen zijn. Maar alleen is zo stil en met anderen raak ik zo uitgeput. Ik heb honger maar kan niet eten. Ik wou dat de zon scheen, ik ril onafgebroken, ik ben bibberig, koud en warm tegelijk. Jouw dikke truien helpen niet. Ik voel me zo kwetsbaar. Ik wil niet sterk zijn. Ik weet, ik zal je nooit meer zien. Ik weet, ik zal je nooit meer ruiken. Maar hoe leg ik dat mezelf uit? Ik ben verdwaald van binnen.’
Threes Anna (pseudoniem van Threes Schreurs, 1959) heeft in De Kus van de Weduwe geprobeerd het verhaal van een hel te beschrijven, zegt ze.
”In gestileerde vorm, maar toch, de absolute hel. Natuurlijk is een groot deel autobiografisch, maar de angst om een geliefde te verliezen, of, nog erger, een kind, is universeel. Dat je ouders overlijden is normaal, hoe tragisch zo’n gebeurtenis ook is. Maar je partner of je kind, dat is onverdraaglijk. Daarom denk ik dat mijn verhaal herkenbaar is voor anderen.”
”De avond dat ik het nieuws hoorde, was ik in Turijn omdat ik een paar massascenes van een beroemde regisseur mocht bijwonen op het station. Ik zou eerst bij mijn schoonouders een hapje eten. Maar toen kwam dat telefoontje van onze manager. En mijn leven stortte in. We zouden samen oud worden; we verschilden negen jaar in leeftijd, dus maakte ik grapjes dat hij mijn rolstoel zou moeten voortduwen. Acht jaar lang waren we samen, we reisden samen, werkten samen aan producties, hij was een getalenteerde lichtman.”
”Er was een pauze tussen twee voorstellingen. Wieger en hij waren samen naar Frankrijk gegaan om een videofilmpje te maken. Ze hadden een ruimte gehuurd in de watermolen waar wij ook samen waren geweest. Wat er precies gebeurd is, zullen we nooit weten: er zijn geen getuigen. Maar we denken dat Marco is gaan kanoën en in de stroomversnelling bij de molen is omgeslagen.”
Uit het boek: ‘Ik gooi een groot stuk droog hout in de kolk – ik wil zien wat er gebeurt, ik wil de kracht van het water zien. Het hout wordt naar beneden gezogen en weer omhoog geperst, en weer naar beneden en weer omhoog en weer weg en weer omhoog. Voor mijn ogen verandert het stuk hout in jouw lichaam: ik zie je lichaam weggezogen worden en weer omhoog geduwd, ik zie de kracht van het water, de vernietigende kracht.’
”Wiegers schoenen stonden aan de oever, hij heeft ze waarschijnlijk uitgetrokken om Marco te kunnen redden. Maar ook hij kon niet tegen de kracht op. Ze zijn boven op elkaar gevonden, op de bodem van de rivier. Pas na twintig uur, want het duurde lang voordat ze werkelijk gemist werden en mensen zich ongerust maakten.”
”Een schok, dat had ik nooit meegemaakt. Nou ja, ik was een jaar of dertien, toen zag ik ‘s avonds op straat een man in elkaar zakken. Een hartaanval. Ik heb hem toen rustig naar de dood toe gepraat. Dat was ook een schok. Ik ging naar huis, vroeg mijn vader om een glas jenever en heb dat in één teug achterover geslagen. Het was het soort schok dat je milder kon maken met het schrijven van een lange brief aan de nabestaanden. Maar dit? Ik was een zondagskind, naïef, vrolijk, met de dood van een naaste had ik nooit te maken gehad.”
Verdoving
”Die verdoving duurde een paar weken. Want het was een verdoving, ze beschermde me tegen die verschrikkelijke waarheid. Daarna was het of het infuus stukje bij beetje werd dichtgedraaid en het echt tot me doordrong dat hij weg was en nooit terug zou komen. Dat heb ik heel fysiek gevoeld. Dan begint wat ze het rouwproces noemen.”
”Voor de twee films die ik wilde maken – één in Zuid-Afrika, één in Bombay – heb ik toen als een gek gereisd, ontelbaar veel mensen ter plaatse geïnterviewd, door de sloppenwijken van India gedwaald – ‘s nachts ben ik in de townships verdwaald geraakt. Dat was gedeeltelijk een vlucht. Maar vlucht of niet, ik ben heel erg door die rouw gegaan, almaar dieper en dieper, het leek wel of er geen bodem meer was. Die townships, in wezen waren die trips heel gevaarlijk. Maar ik vond het niet erg om dood te gaan. Toen ik lang daarna weer angst voelde, was dat een opluchting. Niet bang zijn is eigenlijk naar.”
”Hoe hij was? Zeer explosief, een echte Italiaan, maar met een ongelofelijke fantasie, altijd vol ideeën, voor niets en niemand bang. Geen makkelijke man, maar zo boeiend. Kijk, daar staat zijn foto. Die zal, schat ik, een jaar of vier vóór zijn dood genomen zijn, hij was daar vier- of vijfentwintig. Dat is zo raar: ik ben al zo veel ouder, maar iemand die dood is, blijft eeuwig jong, houdt eeuwig de leeftijd die hij toen verloor. Ik heb gemerkt: al heel snel hoort die iemand dan al niet meer bij het leven. Ik heb die maanden erna zó veel meegemaakt zonder hem, dat het leven mét hem niet meer voorstelbaar was.”
”Al snel werd ik overvallen door een extreme hunkering naar seks en identiteit. Dat is echt een obsessie geweest, want hoe kun je nou seksueel opgewonden zijn terwijl hij nog maar net overleden is? Zo verwarrend. En niemand die je hierin kon steunen. Tot ik een weduwe van mijn leeftijd sprak die exact hetzelfde had doorgemaakt: dat verlangen en dat je er met niemand over mag praten. Omdat zoiets niet hoort.”
”Het is niet over na een jaar. Maar dat denken de mensen wel: je hebt nu alle seizoenen zónder hem beleefd – nou, het tegeltje met die spreuk zou ik graag tegen de muur aan gruzels gooien. Voor je omgeving is het zo, maar de overgeblevene is nog altijd diep triest. En steeds eenzamer, omdat het veel moeilijker wordt erover te praten: men heeft geen behoefte meer aan dat soort gesprekken.”
”Daarom zocht ik weduwen, die wilden wél praten. En aan hen merkte ik dat mijn verdriet niet uniek was. Ik bén niet gek, niet neurotisch of debiel. Dát gaf me de kracht om door te gaan, het idee dat ik normale reacties vertoonde.”
Leren
”Ja, die films gaan door, we zijn nu aan het casten en als het goed is, zullen we in november of december in Afrika draaien. Het heeft ontzettend veel voeten in aarde gehad, maar ik moest ook zó veel leren! Stap voor stap, cursussen volgen, naar mensen luisteren die in het vak zitten, scripts eindeloos herschrijven. Als regisseur draaide ik in korte tijd een hele voorstelling in elkaar. Maar film is echt iets heel anders.”
”Als zij nog geleefd hadden, was ik nooit gestopt met de Dogtroep. Daar lag mijn hart, het was mijn lust en mijn leven. Maar zonder hen? We waren toch al aan verandering toe en ik vond dat we met z’n allen moesten stoppen. Toen ik de Dogtroep leidde, maakten we vier of vijf voorstellingen per jaar, grote en kleine shows die over de hele wereld werden opgevoerd. Ik heb het samen met de rest tot een prachtig bedrijf gemaakt. En toen die twee heel belangrijke mensen wegvielen, had ik niet de energie om het hele team opnieuw op te bouwen.”
”Ik was een leider in rouw, het lokte me eenvoudig niet, alles had met dood te maken. Het had me jaren gekost zo’n fantastisch team op te bouwen. Toen wilden ze ook allemaal weg, het hoofd productie, het hoofd technische dienst, de zakelijk leider – er bleef uiteindelijk maar één iemand over. En die is doorgegaan. Daar heb ik vrede mee.”
”Nu ligt het allemaal achter me. Ik heb een vriend met wie ik heel gelukkig ben, ik ga straks filmen. Nee, ik geloof niet dat zijn dood blijvende schade heeft gebracht. Eerder blijvende rijkdom. Dat meen ik echt, een grote spirituele rijkdom. Het voelt alsof ik het leven nu anders kan bezien. Milder. Ik ben rijper geworden. Heb leren omgaan met intense pijn. Kan nu accepteren dat je dingen kwijtraakt in dit bestaan.”
”Daarom kon ik dit boek ook schrijven. Wrok en woede leiden niet tot een evenwichtig verhaal. Dit is een relaas over doorgaan. Niet over stoppen, een verhaal van kracht krijgen in plaats van ontkracht worden. En daar ben ik trots op.’