Leestafel

Recensie de Leestafel

Het laatste land
Threes Anna

Een kleine eilandengroep ver weg in een noordelijke oceaan wordt getroffen door een hevige storm. Komt wel vaker voor, denken de bewoners, we likken onze wonden, en gaan weer op de oude voet verder.
Maar dat blijkt niet te kunnen: de verbindingen met het vasteland zijn niet gewoon verbroken, het is onherstelbaar: geen telefoon, geen satelliet, er komen geen vliegtuigen meer en ook geen boten. De laatste boot die van het grootste eiland wegvaart keert niet terug. De twee eilanden blijken compleet geïsoleerd te zijn. Geen nieuwe voorraden, geen voedsel en geen medicijnen meer. En later loopt ook nog de tunnel die de eilanden verbindt vol met water.
Het bestuur schiet tekort in de ogen van de bewoners, en inderdaad zijn ze weinig doortastend, ze wachten te lang. Als de situatie erg nijpend wordt, bedenken ze dat ze nog kleine bootjes hebben, vissersboten, plezierboten. Ze worden omgebouwd tot zeilbootjes – want er is natuurlijk ook geen brandstof meer – en veel van de eilandbewoners varen uit.
De al dan niet vrijwillig achtergebleven eilandbewoners moeten het maar zien te redden op hun onherbergzame grond waar alleen schapen grazen en geen grondstoffen zijn, waar slechts een enkeling een eigen moestuintje had. Het betekent dat ze moeten leren wat de mens is verleerd, back to basics.

‘Het is doodstil op straat. Zoals het sinds De Grote Uittocht altijd stil is op straat. Er brandt nooit meer ergens licht, de deuren zijn vergrendeld met zware sloten en de gordijnen zijn dichtgetrokken. Doelloos begint hij naar beneden te lopen door de straten vol nutteloze auto’s en vuil dat de wind niet verplaatst heeft. De vrolijke kleuren van de huizen stralen niet meer zoals ze deden toen zeer nog kinderstemmen klonken. Achter sommige van de ramen staan verdroogde planten, achtergelaten in de wetenschap dat de bootreis van korte duur zou zijn. Er is behalve de wind die tussen de bebouwing waait en hier en daar een loshangend stuk plastic of een afgebroken stuk metaal in beweging zet geen geluid te horen. De stad waar zijn dochter is geboren is dood en zijn vader voedt in een dorp een ander kind op.’

De situatie blijft duren, want er komt nog steeds niemand van overzee.
Of er een wereldramp heeft plaatsgevonden, of dit het einde van de wereld is, dat wordt buiten beschouwing gelaten. Alles wat vertrekt komt niet terug: waar zijn ze dan gebleven? We weten het niet. Maar dat hoeft ook niet: het is een roman over hoe mensen zich – wel of niet- redden wanneer alle moderne voorzieningen verdwijnen. Onvermoede talenten komen boven, en zwaktes kunnen niet meer ontkend worden. De mens wordt blootgelegd tot de eigen kern.
Door het verhaal heen volgen we vooral Unnar, die tijdens de storm nog een kleine jongen is, en op dat moment door zijn oma verzorgd wordt. Zijn ouders horen bij degenen die niet terugkomen van het vasteland. Als Unnars oma hem in alle paniek kwijtraakt, sluit de jongen zich aan bij de vuurtorenwachter, een man die in zijn conservatisme zich heel goed weet te redden in deze nieuwe wereld. Ook andere personages komen tot leven in zeer herkenbare situaties.
Deze prachtige roman zit uitstekend in elkaar, en geeft de lezer te denken: hoe zou je zelf zijn en doen als er een ramp als deze zou gebeuren?
De schrijfster deed uitgebreid op de Faraoer-eilanden om goed te kunnen weergeven hoe het leven op zo’n afgelegen eiland is. Daar is ze volledig in geslaagd. En niet alleen dat, ook haar personages komen tot leven, zoals je jezelf ook tijdens het lezen op die eilanden waant. Filmisch geschreven noemen ze dat. Heerlijk!