marian

Op de uiterste hoek van Nederland woont, in de duinen aan de voet van de vuurtoren, Marian. Vanuit haar atelier kijkt ze over de zee naar Vlieland. Een vissersboot haalt zijn vis op, een meeuw duikt naar beneden. Haar werktafel, die uit twee aaneengeschoven tafels bestaat, staat aan het raam met zicht op het lichtbaken waarmee ze tegenwoordig een haat-liefdeverhouding heeft. Zouden het de sterren zijn, de patronen op het strand of het ritme van de golven, die haar inspireren tot het vervaardigen van haar systematische en tegelijkertijd organische objecten? Van textiel is ze overgestapt op papier en ze maakt zeer verfijnde structuren, vroeger meer met kleur, tegenwoordig vaak wit. Eindeloos nauwkeurig knip- en snijwerk. Het moet precies worden zoals ze heeft bedacht, want als ze begint weet ze hoe het zal eindigen en als het niet perfect is start ze opnieuw. Haar favoriete gereedschap blijkt niet de schaar maar een tandartsmesje, een lancet, waarmee haar man, een voormalig tandarts, in het tandvlees van zijn patiƫnten sneed. Eigenlijk wilde hij liever niet dat ze het gebruikte, bang dat ze zich ermee in haar vinger zou snijden, maar dat is nooit gebeurd. En dus is het alleen de vuurtoren die bloedrood is.