gerda

Wat zijn het, de lijnen, de kleuren, de geur van het landschap, die het intiem laten zijn, terwijl er niets is dat aan veiligheid doet denken? Geen beschuttende gebouwen, geen andere mensen, wijder dan de werkelijkheid laat ze de overweldigende kaalheid van de polder zien. Troost die haar? Doet die haar pijn? Verwart dat landschap haar die het schilderde? Gerda neemt me mee in een wereld waarin kwetsbaarheid en eenzaamheid de twee grote aanwezigen zijn. Ze is er niet bang voor. Niet dat ze ervan houdt, maar ze werkt ermee, praat erover, probeert het te begrijpen, vertaalt haar zoektocht in olieverfportretten, foto’s van zichzelf en houtsnijwerken van een leeg gesticht. In achtenveertig minuscule portretjes van desolaat gevangen mensen, vastgehouden in een opbergsysteem zonder er ooit nog uit te kunnen. Vergrendeld achter glas, bekeken door anderen zonder te kunnen protesteren, zonder gehoord te worden. Ingekrast in het grafiet, pijnlijk echt. Haar werk en haar leven leggen een weg af van een abstracte werkelijkheid, waar ze zich onstuitbaar laafde aan alle vormen die ze tegenkwam, naar het afgesloten zijn, de beklemmende leegte, het traditionele, het klassieke. Naar weer langzaam heropenen, een nieuw gevonden vrijheid.