maria

Ik ben deel van het zaad dat vanaf een Jordaans hemelrijk in de wind wordt geworpen om terug te waaien naar Texel. Het is de hand van Maria die me uitstrooit in haar zoektocht naar het onbekende – het nieuwe. Verleid door de zilte luchten, het grote licht, de valse wind en het onstuimige water van het noorden. Daar waar de zeestromen samenkomen, daar waar niets meer is tussen haar en de Noordpool. In haar overweldigende atelier staan tientallen beelden, lange bronzen, gipsen en houten mensfiguren in karakteristieke houdingen. Sommige wachten op wat gaat komen (net als zij), andere stevenen in volle vaart op hun doel af (net als zij). Ze zijn kwetsbaar, breekbaar, maar ook onverstoorbaar en stoer, die schepsels van haar. Ze komen met haar mee naar Texel, het eiland waar ze wil wonen en werken, de volgende stap in haar leven, een onbekend avontuur. Het maakt haar niet uit waar ze terechtkomt – een boerenschuur, een bouwvallig vergeten hok, vier muren en een dak scheefgezakt door de wind, als er maar ruimte en lucht is om te ademen, te zien, te maken. Buiten klingelen de kerkklokken en ziet ze nog even de daken van Amsterdam.