rebecca

De koffie klotst over de rand van haar beker, in haar lievelingsshirt zit een gat en een ezel kijkt me met droeve ogen aan vanaf een heel groot vel papier. In een voormalige bakkerswinkel in Oosterend (ik ruik de gistlucht niet, maar Rebecca wel) heeft ze haar atelier. Op de kast staan twee radio’s, een bakbeest uit de jaren vijftig en een gettoblaster uit de jaren negentig van de vorige eeuw. De buitendeur staat open en de geluiden van de straat vervangen de eventuele muziek. Ze vertelt over haar werk voor de film, haar tijd bij Jiskefet, de schilderklassen met verstandelijk gehandicapten en haar werk op het Maartenhuis. De overbuurman, die jaren heeft gevist, wipt even binnen. Hij krijgt zijn kop koffie en rolt zijn shaggie voor straks. Overal hangen of staan schots en scheef tekeningen van dieren, want die komen steeds terug in haar werk. Ze had de periode van de kikker, de hond, de wolf, het asiel-dier en de ezel. ‘Er moet iets gebeuren in hun ogen,’ zegt ze en denkt dat binnenkort de trekvogel aan de beurt is. Zelf lijkt ze ook een soort trekvogel, met tassen vol spullen, nu geland op Texel.