22… DE BUREN

Ze stapt haar nieuwe auto in. Alhoewel, nieuw… het is een occasion, maar dat zie je niet. Ze is net zo trots als haar man – hij omdat het het juiste merk is en zij omdat ze altijd al een groene auto heeft gewild. Eén voor één klimmen de kinderen in de auto. ‘Niet met je schoenen op de bank.’ Ze klikt de veiligheidsgordels van het meisje vast, de jongen doet het zelf. Ze start het pronkstuk. Wat is hij mooi, met de zwart leren stoelen! Ze draait het kleine weggetje af de provinciale weg op. Eerst het meisje naar ballet, dan de jongen naar voetbal. Als ze in de verte ‘n Oal’n Griez’n ziet opduiken, glijdt er een warm gevoel bij haar binnen.
Even later rijdt ze de stad in. Een man heft zijn hand op. Ze wil al terugzwaaien als ze ziet dat hij haar zijn middelvinger toont. Verward rijdt ze door. Wie was dat? Ze kijkt in haar achteruitkijkspiegel. Ze ziet alleen zijn rug. Dit is haar nog nooit gebeurd. Ze weet dat er geroddeld wordt, zeker sinds ze een nieuw huis hebben, maar nooit eerder kreeg ze zomaar een middelvinger toegestoken. Ze slaat rechts af. Ze rijdt door de straat waar ze haar hele jeugd elke dag doorheen is gelopen en gefietst. Straks moet ze even de auto laten zien aan haar buurvrouw, die tegenwoordig niet meer haar buurvrouw is. Ze rijdt langs het huis waar ze is geboren, iets verderop stopt ze, opent het achterportier, kust haar dochter en rijdt verder. Bij het stoplicht steekt een jongen over. Hij heft zijn hand op. Automatisch gaat ook haar hand omhoog. Ze zwaait terug, maar zijn hand gaat door omhoog en maakt een Hitlergroet. Geschokt kijkt ze over haar schouder. Gelukkig, haar jongen heeft het niet gezien. Zo erg was het toch niet, wat ze heeft gedaan? Het is toch geen zonde om te verhuizen? Zij hebben nu eenmaal niet zo veel geld, maar dan ben je toch niet direct een verrader? Trouwens, wie was die jongen eigenlijk?
‘Mam we zijn er!’ Ze was er bijna voorbijgereden. De jongen springt uit de auto en rent naar zijn vriendjes. Misschien moet ze toch maar niet naar de buurvrouw gaan. De laatste keer dat ze even langswipte kreeg ze ook al het gevoel dat er iets mis was. De kinderen merkten het niet, maar zij voelde het. Ze rijdt naar de Ganzenmarkt, dan maar even wat boodschappen doen. Ze sluit haar mooie groene auto af. Waarom doen mensen opeens zo naar tegen haar, ze is hier toch geboren en getogen? Er is toch niets aan haar veranderd sinds ze een groot, goedkoop huis met een fantastische tuin en een ‘nieuwe’ auto hebben? Ja, één ding is veranderd: ze heeft een Duits nummerbord.