21… GEHEIMEN

De kroeg is vol. Iedereen praat hard. De muziek gaat over het leven. Mensen lachen en drinken. Glazen bier komen in groten getale langs. De sigarettenrook geeft het geheel een tijdloos karakter. Kroegen zijn kroegen, waar je ook bent op de wereld, na een paar glazen alcohol komen de tongen los. Vol overtuiging praat een grote blonde man tegen me aan: ‘Je wil zeker nooit meer terug, hè? Volgens mij heeft ons mooie stedke van plezeer je in de ban.’ In één slok drinkt hij zijn glas leeg. ‘Als je er eenmaal van houdt wil je hier nooit meer weg.’ Zijn vriend komt terug met volle glazen. ‘Laat jij je uithoren? Pas maar op, ze schrijft het allemaal op.’ Ik knik. De man houdt opeens zijn mond, kijkt naar zijn vriend, kijkt weer naar mij, weer naar zijn vriend en weer naar mij en zegt ten slotte: ‘Je moet eens bij ons op de voetbalclub komen kijken, dat is het échte Oldenzaal, wij zijn er voor elkaar, altijd en overal, ik weet dat we stug zijn, maar dat betekent niet dat we elkaar niet helpen…’ Een andere vriend arriveert, met zijn vrouw. Iedereen wordt hartelijk begroet, alleen ik niet. Ik geef hun dus zelf maar een hand. ‘O, jij bent die van de krant.’ Opeens behoor ik tot de groep. ‘Mijn vrouw leest je elke ochtend voor in bed.’ De vrouw lacht verlegen. Ze drinkt rosé. De mannen beginnen over het voetbal en wij praten over de mannen. Maar ik ben nieuwsgieriger en wil meer over haar weten. Langzaam wordt het gesprek vertrouwelijker, en de mannen luidruchtiger. Rosé begint te vertellen over haar dochter: al snel na de geboorte had ze door dat er iets niet goed was, maar niemand van haar vrienden of familie was het met haar eens. Rosé hield echter voet bij stuk en kwam er na een lange zoektocht achter dat het meisje autistisch was. Vanaf dat moment kon Rosé’s dochter naar een speciale school en kreeg ze zelfs een vriendinnetje. Op een dag, toen ze onverwachts naar Hengelo moest, had Rosé geen oppas voor het meisje en vroeg ze de moeder van het vriendinnetje of die de twee meisjes na school wilde meenemen, Rosé zou haar dochter dan later komen ophalen. De moeder weigerde, want, zo zei ze, niemand in de straat weet dat mijn dochter naar een speciale school gaat en als die van jou komt spelen kan het uitkomen! ‘Dat is Oldenzaal!’ briest Rosé opeens. ‘Hier mogen alleen perfecte mensen wonen!’ Maar waarom blijven ze dan? ‘Omdat het zo rustig en veilig is.’
Als ik iets later mijn auto instap, doet het slot vreemd, staat mijn dashboardkastje open en is mijn radio weg…