15… DE KLEPEL

Ik wil schrijven over het stadje dat zich vol trots ‘de glimlach van Twente’ noemt, maar wanneer ik iets schrijf dat niet in het straatje past, lijkt die glimlach steeds vaker een masker dat afvalt. Veel daarvan kan ik wel volgen, maar waar ik me het meest over verbaas is dat vooral mannen zo vreselijk gepikeerd reageren als ik schrijf dat de Plechelmustoren, met z’ n eenenzestig meter hoogte, ‘klein’ is. Dat de fallussymbolen van Rotterdam, Utrecht en Groningen (ook wel d’Olle Grieze genoemd) respectievelijk 185, 112,5 en 96,80 meter hoog zijn probeer ik dus even te vergeten en beklim bij wijze van ‘boetedoening’ ’n Oal’n Griez’n. Ik wil snappen waarom Oldenzalers meer voor een huis met uitzicht op deze toren betalen en volwassen mannen hem steeds weer aaien als ze erlangs lopen. (Aan de buitenkant van de Plechelmus zijn op de zuidzijde, op borsthoogte, diepe gleuven te zien, alsof miljoenen nagels al eeuwen de kerk even krabben in plaats van aaien. Maar dit fenomeen, waar niemand een verklaring voor heeft, schijnt ook bij andere kerken uit de Middeleeuwen voor te komen en heeft niets met Oldenzaal of haar bewoners te maken.) Ik vraag het al dagen aan iedereen en steeds krijg ik schoorvoetend hetzelfde antwoord: ‘We hebben niets anders… dit is ons enige symbool… al eeuwen lang…’



Wanneer ik de wenteltrap beklommen heb en uitkom in een grote lege ruimte boven het koor, zie ik aan de binnenkant van de toren een indrukwekkend staketsel van betonnen palen. Dat verwacht je niet als je net hebt gehoord dat de muren twee meter zestig dik zijn! Zijn deze palen het viagra van dit gebouw? Ik heb het bijna goed: de vorige ‘koning’ van Oldenzaal heeft namelijk vijfenveertig klokken in de toren laten hangen, voorzien van zijn naam en toenaam. Toen die aan het luiden sloegen begon de toren te trillen en te beven en had hij een steuntje nodig, dat terstond werd aangebracht. Momenteel is er genoeg stut om ook de nieuwe koningen de kans te geven hun mannelijke scheppingsdrang te tonen door er nog wat extra klokken bij te hangen.
Heb ik gelijk als ik beweer dat dit een fallocentrische aanbidding van de toren is? Vreemd is het niet – al eeuwen vereren de hindoes in India de fallus van de god Sjiva, in Egypte werd het teruggevonden bovenmaatse exemplaar van Osiris door een uitzinnige menigte door de straten gedragen en in Griekenland floreerde op elk kruispunt het lid van de god Hermes. Het is dus helemaal niet gek dat Oldenzaal apetrots is op de kerktoren met zijn klokkenspel.