8… DE MAN


Als hij de deur opendoet staat er een wat stijve, grijze, nette meneer met een wat bezorgde blik. Een heel andere man dan ik had verwacht. Zijn kantoor straalt soberheid uit, net als hij. Hij maakt thee voor me terwijl ik wat rondkijk. Niets maar dan ook niets doet me aan carnaval denken. In een hoek hangt een foto van twee mannen chic in het pak – met een feestmuts op. Zouden dit de prinsen zijn? Is een van de twee deze zelfde man? Hij gaat achter zijn bureau zitten en ik begin hem met vragen te bestoken over carnaval. Hoe zit de hiërarchie in elkaar? Hoe komen ze aan hun geld? Wie is financieel verantwoordelijk? Wat is het doel? Ik wil snappen hoe het werkt. Als hij de statuten uit een kast te voorschijn trekt zie ik de feestmuts liggen. ‘Mijn steek,’ zegt hij. Wie dragen er allemaal een steek? Hij beantwoordt elke vraag zo uitvoerig dat hij soms de draad kwijtraakt en iets heel anders vertelt dan waarnaar ik vroeg. Maar zo neemt hij me wel steeds dieper mee in de onwerkelijke wereld van wagenbouwers en liedjesschrijvers, graven en gravinnen, vorsten en prinsen uit dozen. Even voel ik me in de Middeleeuwen, maar ik ben direct weer terug in de eenentwintigste eeuw als hij vertelt over vergunningen en brandveiligheid. Zolang hij praat blijf ik heen en weer schieten tussen heden en verleden. Hij is iemand die in één zin het woord ‘onze hoogheid’ en ‘onze complexe organisatie’ gebruikt. Ik voel me als Whoopi Goldberg, die met laptop en mobiele telefoon teruggezoomd wordt naar het jaar 536.
De man heeft me uitgenodigd om met hem mee te gaan naar het elfde-van-de-elfde-feest. Als hij dit keer de deur opendoet staat er een verklede man, met een jas vol speldjes en een borst vol medailles. Ik krijg een kiel en we gaan op weg. Vlak voor we naar binnen gaan gaat de steek op het hoofd en de metamorfose is compleet: hier staat een ander man die toch dezelfde is. En toch anders. En toch dezelfde. Speelt hij of is dit echt? Opeens zijn er overal om me heen zulke mannen, in een zaal gevuld met een saamhorige massa die lacht en drinkt bij oorverdovend harde liederen die allemaal over Oldenzaal gaan.



Maar de prachtige steken, gedragen door grote mannen, grijze mannen, kleine mannen, dik en dun, jong en oud, steken overal bovenuit. Mannen die overdag achter bureau zitten, auto’s in- en uitspringen of andere mannendingen doen. En nu zijn ze in hun rol. Als ze om elf over elf allemaal op het podium staan stralen ze een mengeling uit van trots en spel. Ze glimmen, allemaal. Deze mannen leven in twee werelden, die probleemloos naast elkaar bestaan. En dat is erg mooi om te zien.